Terwijl wij hier steggelen over kerncentrales en windmolens, sleutelen wetenschappers in Frankrijk overstoorbaar verder aan ITER, de grootste experimentele kernfusiereactor ter wereld. De vakgroep Energy, Materials and Systems van hoogleraar Arend Nijhuis werkt al jaren mee aan het kloppend hart van de reactor: zes onvoorstelbaar grote magneten. Voormalig UT-onderzoeker Yury Ilin coördineert het onderzoek aan de magneten ter plaatse.
Wie een kernfusiereactor maakt, kan moeilijk om de magneten heen. In figuurlijke zin, omdat ze zorgen voor de opwekking, vorm en positie van het plasma waarin de kernfusie plaatsvindt. In letterlijke zin, omdat de zes grootste spoelen, met een doorsnede van 8 tot 24 meter en een gewicht van 200 tot 400 ton, gigantisch zijn. Wie vanaf de loopbrug een blik werpt op de hal waarin de eerste al wordt vervaardigd, ziet dat de werklui behoorlijke afstanden moeten afleggen om er een paar keer omheen te lopen. Als Yury Ilin uitleg geeft over de projecten waarmee hij zich bij ITER bezighoudt, spreekt hij niet voor niets over the beasts: het zijn beesten van magneten.
Cadarache
De meeste onderdelen van de kernfusiereactor komen vanuit allerlei plaatsen ter wereld per schip of vrachtwagen naar het ITER-terrein, gelegen in het provençaalse dorpje Cadarache. De zeven leden van ITER – Europa, Rusland, de VS, Zuid-Korea, Japan, China en India – dragen namelijk grotendeels in natura bij aan het project. Ze leveren onderdelen die door de lokale industrie zijn gemaakt. Op die manier raakt de knowhow over het complexe project verspreid over alle deelnemende landen, die hier later van kunnen profiteren. Vier van de zes magneetspoelen die het hart van de reactor zullen vormen, zijn echter veel te groot om over grote afstanden te vervoeren. Deze worden daarom op locatie vervaardigd. De UT was vanaf het begin betrokken bij verschillende onderzoeksprogramma’s voor ITER.
‘Toen ik in 2000 aan de UT begon bij de vakgroep Energy, Materials and Systems van professor Arend Nijhuis, deed de universiteit al onderzoek naar de supergeleiders voor magneten’, vertelt Illin. ‘In 2008 stapte ik over naar ITER, omdat ik zoveel ervaring in Twente had opgedaan en ik wilde bijdragen aan de constructie van de ITER-machine. Nog altijd is de universiteit een belangrijke onderzoekspartner.’ Zo werkt de vakgroep van Nijhuis momenteel aan een rekenmodel dat de situatie in de reactor nabootst.