Computers pikken onze banen in en zijn straks zo slim, dat ze hun makers degraderen tot minder intelligente huisdieren. Althans, dat is wat onheilsprofeten over artificiële intelligentie (AI) beweren. Maar zijn deze verwachtingen wel allemaal terecht? Wat kunnen we doen om de kracht van AI in goede banen te leiden?
Hij herinnert het zich nog levendig. Dr. ir. Decebal Mocanu, AI-onderzoeker op de faculteit Wiskunde & Informatica, buigt zich wat naar voren als hij vertelt over die bijzondere voorjaarsdag in maart, 2016. ‘Ik was op uitwisseling aan de University of Austin, Texas. De hoogleraar van de onderzoeksgroep reinforcement learning was een amateur Go speler. We keken drie uur lang live naar het spel.’
Lee Sedol, de Zuid-Koreaanse wereldkampioen van het bordspel Go, speelde die dag tegen AlphaGo, een computerprogramma ontworpen door Google. AlphaGo werkt op basis van reinforcement learning (zie kader Machine Learning) en kunstmatige neurale netwerken: al doende leert een computerprogramma welke acties het moet uitvoeren om de spelregels onder de knie te krijgen en uiteindelijk te winnen. Tot die tijd was de algemene veronderstelling dat een computer een complex spel als Go nooit van een kampioen zou kunnen winnen. Maar wat niemand voor mogelijk gehouden had, gebeurde die dag toch: hoe vastberaden en creatief Lee volgens de commentatoren ook speelde, hij moest het afleggen tegen een opponent die zich niet door emoties of uitputting liet overmannen.
‘Ik keek naar die wedstrijd,’ vertelt Mocanu, ‘en je zag dat de speler erop vertrouwde dat hij zou winnen. Een goede speler kan zijn kansen inschatten. Maar persoonlijk geloof ik dat Lee volledig verrast was toen hij plotseling besefte dat hij verloren had.’
Deze maand leerde een nieuwe versie van AlphaGo zichzelf in vier uur schaken en Google-dochter Google brain blijkt een systeem te hebben ontwikkeld dat zelf AI-systemen bouwt – beter dan mensen. Gebeurtenissen als deze versterken het idee, dat computers bezig zijn aan een onstuitbare opmars richting (boven-)menselijke intelligentie. De Amerikaanse ondernemers Elon Musk (oprichter van o.a. Tesla en SpaceX) en Bryan Johnson (oprichter Braintree) vinden dit zo verontrustend, dat ze de mensheid willen uitrusten met computerintelligentie om niet aan AI ten onder te gaan. Hun nieuwe bedrijven, Neuralink en Kernel, moeten ons helpen aan een bionisch brein: technologie om onze mensenhersenen te ‘upgraden’ tot een versie die niet aan supercomputers onder doet.
Zelfbewust
Mocanu erkent dat machine learning, ook wel ‘deep learning’ genoemd, de afgelopen jaren een grote vlucht heeft genomen. Toch ziet hij AI voorlopig nog niet zo intelligent worden als mensen. ‘Neurale netwerken zijn nog altijd een grote verzameling wiskundige functies, dat is geen intelligentie. Ik geloof persoonlijk dat een echt intelligent systeem zelfbewust moet zijn. Het moet al het andere begrijpen en zichzelf begrijpen.’
De werkelijkheid is volgens de onderzoeker behoorlijk veel complexer dan een plaatje van een kat, of een spelletje Go. Dat mensen hun omgeving begrijpen en zich erin kunnen handhaven, is het resultaat van miljoenen jaren biologische evolutie. Het bereiken van singulariteit – een moment waarop de computer de mens in intelligentie overtreft – is volgens Mocanu daarom een behoorlijke kluif. ‘Het biologische brein heeft miljarden cellen die zich delen en vermenigvuldigen en goed parallel werken. Bij software in een computer is er geen parallellisatie. Om singulariteit te bereiken, moeten we dat alles nabouwen. Ik ken geen werk dat er ook maar bij in de buurt komt.’
Lambèr Royakkers, universitair hoofddocent Techniek & Ethiek, houdt er een minder ambitieuze definitie op na. ‘Met intelligentie bedoel ik, dat je echt met computers kunt communiceren, dat ze kunnen bedenken wat een mens kan, maar dan beter.’ Royakkers is ervan overtuigd dat volgens deze definitie van intelligentie computers de mens al binnen vijf tot hoogstens tien jaar naar de kroon zullen steken. Hij wijst op de slimste computer van dit moment: Watson, de supercomputer van IBM die razendsnel antwoord geeft op allerlei vragen, puttend uit een gigantische hoeveelheid data van internet, boeken, encyclopedieën, wetenschappelijke tijdschriften, en ga zo maar door. ‘We zitten nu echt op het punt dat een computer bijna menselijke intelligentie heeft’, zegt Royakkers. ‘Watson kan associëren, grappen begrijpen, raadsels oplossen. Nu hebben we Siri op de telefoon, daar kun je al kleine gesprekjes mee aangaan. Maar ik geloof dat we binnen vijf jaar Watson op ons mobieltje hebben die alle informatie van het internet haalt.’
Gevaren
Reuze handig natuurlijk, zo’n allesweter op je mobieltje.
De rest van het artikel is hier te lezen.
(Verschenen in Cursor, 7 december 2017)