Huiver en horror (KIJK)

Hoewel ze ons angstzweet bezorgen, zijn horrorfilms al meer dan honderd jaar razend populair bij een deel van het filmpubliek. Waarom is dat zo, wat gebeurt er met ons tijdens het griezelen en wat zegt de griezelfilm over onze samenleving?

Daar gaan we weer. De hoofdpersoon loopt het donkere schuurtje in of staat nietsvermoedend te douchen, terwijl de camera langzaam nadert en violen schel jammeren. Hoewel we het liefst onder de bank weg zouden kruipen, dwingen we onszelf te blijven kijken naar de horrorfilm die ons de rillingen over de rug doet lopen. Zo kunnen we dit najaar weer griezelen van allerlei remakes van beroemde horrorfilms, zoals It (oorspronkelijke film uit 1960), Friday the 13th(1980) en Suspiria (1977). Maar waarom, in vredesnaam, doen we onszelf dit aan?

Beteugelde emoties

Voor filmmaker Stephen King is het antwoord op die vraag eenvoudig: we zijn allemaal geestelijk gestoord, alleen weten sommigen het beter te verbergen dan anderen. In zijn beroemde essay Why we crave horror movies wijst hij op de populariteit die morbide vermaak altijd al genoot in de menselijke geschiedenis. Zoals de Romeinen graag naar de executies in een amfitheater gingen, zo kijken wij gezellig naar het afslachten van fictieve personages. Maar diep in ons hart, zegt King, voelen we aan dat in elk van ons een monster schuilt dat in staat is om te moorden. De brakende duivel op het witte doek is dus eigenlijk een projectie van onze eigen, zwartste emoties. We beteugelen ze door er op een veilige afstand naar te kijken.

 

Ook Patricia Pisters, hoogleraar media-studies van de Universiteit van Amsterdam, wijst op de diepere psychologische behoeften van de mens.

 

Lees de rest van dit artikel in KIJK Magazine, juni 2017.