Nederlandse universiteiten maken serieus werk van fondsenwerving. Zo halen ze miljoenen op bij donateurs voor lastig te financieren projecten. Beïnvloedt dat de onderzoeksagenda?
Een betere wereld begint bij onszelf’, schrijft iemand die zichzelf Johan noemt. Hij is een van de 45 donateurs die staan vermeld op het onlinecrowdfundingplatform van de Technische Universiteit Eindhoven. Het nieuwe platform is bedoeld om bescheiden bedragen los te peuteren voor projecten met maatschappelijke relevantie. Zo schenkt Johan zijn geld aan het project TU/automotive, dat is gericht op een methode om een auto grotendeels te produceren uit milieuvriendelijke biocomposieten. Het tweede project betreft BlueJay, een autonome drone die klusjes uitvoert voor zorgbehoevenden.
Het platform is niet alleen bedoeld om geld in te zamelen. Het gaat vooral om het creëren van ‘een community van gevers, van mensen die de TU/e een warm hart toedragen, die we via dit platform op de hoogte en betrokken willen houden’, zegt communicatieadviseur Edith Snelders in de universiteitskrant Cursor.
Negen andere universiteiten lanceerden eerder al een crowdfundingplatform met vergelijkbare argumenten. Zo’n platform is een van de instrumenten voor professionele fondsenwerving, dat tegenwoordig ook wel ‘friendraising’ heet. Vermogende alumni, liefdadigheidsinstellingen en andere potentiële gevers, zo is het idee, trekken makkelijker hun beurs als universiteiten ze op persoonlijke wijze betrekken bij hun onderzoek.
Die aanpak lijkt te werken. Centrale cijfers ontbreken, maar volgens de jaarverslagen van Nederlandse universiteitsfondsen stijgen de bedragen aan binnengekomen donaties al jaren – in de vorm van losse schenkingen, fondsen op naam, legaten en erfstellingen. Haalde de Universiteit Utrecht tien jaar geleden ruim twee ton binnen, in 2015 was dat ruim een miljoen euro. In Wageningen en Amsterdam (UvA) schoot het bedrag omhoog naar ongeveer 3 miljoen euro en het Leidse universiteitsfonds noteerde ruim 4 miljoen euro, meer dan vier keer zoveel als in 2007. Dat zijn leuke extraatjes, ook al vormen de bedragen slechts een fractie van de totale budgetten.
Voor andere universiteiten vormen deze succesverhalen lichtende voorbeelden. Naast de TU Eindhoven maakten de Radboud Universiteit en de Erasmus Universiteit het afgelopen jaar bekend ambitieuze plannen te smeden om hun fondsenwervingsactiviteiten op een hoger plan te tillen.
Het enthousiasme voor de fondsenwerving heeft volgens Melanie Peters, directeur van het Rathenau Instituut, deels te maken met het kleiner wordende bedrag dat universiteiten per student ontvangen van de overheid. In 2015 was dat 14.300 euro, 27 procent minder dan in 2000. ‘Universiteiten hebben minder zekerheid van inkomsten, omdat steeds meer overheidsgeld voor onderzoek competitief is. Competitie om beurzen wordt door velen als positief en nuttig gezien, maar wetenschappers zijn veel tijd kwijt aan het schrijven van aanvragen en vangen meestal bot. Minder dan een op de vijf voorstellen wordt gehonoreerd met een beurs.’ Ook de derde bron van inkomsten, het doen van onderzoek ten behoeve van het bedrijfsleven, is niet stabiel en voor sommige vakgebieden erg lastig. Universiteiten zoeken dus naar aanvullende inkomstenbronnen.
Simon Vink, bestuurswoordvoerder van de universiteit van Wageningen, bevestigt dit beeld. ‘De belangrijkste Nederlandse onderzoeksfinancier NWO en ook de onderzoeksfinanciering van de EU verlenen subsidies onder strikte voorwaarden. Sommige projecten vallen niet binnen die kaders en maken daardoor geen kans. Een voorbeeld is een malariaproject dat in Kenia is uitgevoerd (zie kader). Fondsenwerving levert aanvullende financiering voor projecten met maatschappelijke impact, die anders lastig te bekostigen zijn. Het is geen panacee, op onze begroting van 320 miljoen vormt filantropie maar een klein aandeel. Maar voor individuele onderzoekers zijn het grote bedragen.’
Dit artikel verscheen in De Volkskrant op 20 mei 2017. De rest is hier te lezen (Blendle).