Over de doden (De Volkskrant)

Om onsterfelijk te worden, kan het zeker geen kwaad om onder ongewisse omstandigheden dood te gaan. Niets is namelijk beter voor de mythevorming rondom iemands leven, dan wilde, niet te verifiëren verhalen over het einde ervan.

King Harold II, de laatste Angelsaksische koning van Engeland, had zo’n omstreden levenseinde. Hij zou gestorven zijn tijdens de Slag van Hastings op 14 oktober 1066. De strijd luidde de overheersing in van de Normandiërs over Engeland. Er is altijd onenigheid over geweest of hij gestorven is aan een pijl in zijn oog, of doordat vier ridders op hem inhakten en hem vervolgens vierendeelden. Volgens een derde theorie ging hij die dag helemaal niet dood, maar leefde hij nog veertig jaar door als kluizenaar. Op zijn sterfdag, afgelopen dinsdag, zijn archeologen gestart met een poging de waarheid voor eens en altijd te achterhalen. Het onderzoek begon met een terreinscan van de Waltham Abbey Church in Essex, waar hij begraven zou zijn.

Het is een trend: de ene na de andere beroemdheid werd de afgelopen jaren uit zijn graf getrokken om een mythe de nek om te draaien. Zo bleek de Chileense dichter Pablo Neruda helaas niet vergiftigd te zijn door politieke tegenstanders, net zo min als de Deense astronoom Tycho Brahe. Deze stierf in 1601 vermoedelijk aan een lullige urineweginfectie. Zelfs onze eigen Willem van Oranje bleek door een kogel in zijn hart veel te snel dood om zijn beroemde ‘laatste woorden’ uit te kunnen spreken: ‘Mijn God, mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk!’ Hij viel gewoon dood neer, klaar.

Gewapend met CT-scans, DNA-onderzoek en neutronenactivering helpen wetenschappers zo het ene na het andere fantastische verhaal om zeep. Gelukkig zijn er altijd complotdenkers die zulk onderzoek halsstarrig in twijfel trekken. De menselijke verbeelding laat zich niet zo gemakkelijk kisten.  

Deze column verscheen in De Volkskrant, november 2014