Een plaats tussen de sterren

‘Is er leven op Pluto, kun je dansen op de maan? Is er een plaats tussen de sterren, waar ik heen kan gaan?’ Ik zing het nummer ‘België’ van Het Goede Doel uit volle borst onder de douche en neurie het zachtjes terwijl ik dit type. Dat is de schuld van een vriendin: zij twitterde gisteren dat het lied haar gevoelens beschrijft.

Het antwoord op de drie vragen is: nee, ja, ja. Nee, op de ijskoude dwergplaneet Pluto kruipen (waarschijnlijk) geen buitenaardse wezens rond. Ja, je kunt dansen op de maan – mits gekleed in een degelijk ruimtedanspak. En ja, er is een plaats tussen de sterren waar je heen kan gaan. München is zo’n plek, Nice ook en zelfs Enschede is, strikt gezien, een plaats tussen sterren.

Dat laatste antwoord is een beetje flauw, want toen Henk Westbroek zong over ‘een plaats tussen de sterren’ had hij natuurlijk niet Enschede in gedachten. En ik snap de verzuchting van mijn vriendin ook wel: nu de media ons onophoudelijk bestoken met berichten over dolgedraaide idioten met messen, geweren, of achterban, lijkt een plaats tussen de sterren – ver weg in de ruimte – soms een veiligere plek dan München, Nice, Turkije, of onze eigen woonplaats.

Het slaat natuurlijk nergens op. Het risico dat je een ruimtereis naar de eerst volgende ster niet overleeft is aanzienlijk groter dan dat een dagje München eindigt in religieus gemotiveerde bloederigheden. We doen wel engere dingen: je kunt tegen een paaltje fietsen en je nek breken. Toch stap je zonder angstzweet op de fiets.

We kennen die relatieve gevaren wel, maar het beestje in ons snapt er geen bal van. De amygdala, het deel van ons brein dat ons moet behoeden voor gevaar, is niet gemaakt op het juist inschatten van risico’s. Klimaatverandering zou een bron van angst voor de toekomst moeten zijn, maar bij gebrek aan herkenbaarheid en acute dreiging krijgt deze van de amygdala nauwelijks aandacht. Nee, dan die terrorist op tv. Een man met ogen, baard en bijl, een aanwijsbare slechterik: dáár slaat ons primitieve alarmsysteem van aan.

En dus krijgen we drie opties: vechten, vluchten of verstijven. De vechters roepen moord en brand over moslims, maken zich op voor een stammenoorlog en sturen haatmail naar iedereen die ‘wegkijkt’ van wat de vijand voor ons in petto heeft. De vluchters dromen van een plaats tussen de sterren, of lezen de krant maar liever niet meer. Ik verstijf en denk: waar was Henk Westbroek in de jaren tachtig eigenlijk bang voor?
Deze column verscheen in het UTNieuws van juli 2016.