Wat vinden mensen, of voor mijn part buitenaardse wezens die de aarde bezoeken, over tienduizend jaar terug van onze hedendaagse beschaving? Dat vroeg ik mij af bij het nieuwsbericht over de fossiele schelp met de geheimzinnige krassen. De schelp, in het bezit van het Leidse natuurhistorische museum Naturalis, is ongeveer een half miljoen jaar geleden bekrast, vermoedelijk door een homo erectus. Dat deze oermens in staat was tot het maken van dergelijke krassen, was nog niet bekend. De ontdekking, vorige week gepubliceerd in Nature, deed daarom veel stof opwaaien.
Niemand snapt wat de krassen betekenen, maar ze zijn in elk geval niet onopgemerkt gebleven. Net als de steen van Rosetta, Egyptische en andersoortige hiërogliefen en allerlei geschriften uit latere tijdperken. Maar als de tijd de nalatenschap van alle menselijke beschavingen tussen haar tanden heeft fijngemalen, wat blijft er dan over van ónze ideeënrijkdom? Bar weinig, vrees ik.
De afgelopen decennia hebben we onze ideeën in beeld, geluid en geschrift vastgelegd op allerlei verschillende informatiedragers: papier, video- en geluidstape, floppydisk, cd, dvd, harde schijf, ‘the cloud’ (nog meer harde schijven). De kwaliteit van de dragers gaat snel achteruit en de apparaten om ze mee af te spelen, worden nu al schaars. Digitaliseren lost het probleem niet op, maar maakt het misschien nog erger: een paar bitjes die in de loop van de tijd verkeerd gaan staan – want dat doen ze – kunnen een hele informatiedrager onleesbaar maken.
Ik had er misschien niet over nagedacht, als ik niet had gesproken met de conservator van het Computermuseum van de Universiteit van Amsterdam. Hij ziet maar één oplossing. “Alles printen op zuurvrij papier, wellicht in streepjescodes. Het is natuurlijk onbegonnen werk.”
Mocht ik ooit nog een boek schrijven, dan publiceer ik het in streepjescode op zuurvrij papier. En dan maar hopen dat die aliens een scanner hebben.
Deze column verscheen in De Volkskrant, december 2014.